De rechtbank in Rotterdam sprak Samir A. in april hiervoor nog vrij. Dat gebeurde wegens gebrek aan bewijs.
Volgens de rechtbank bleek wel een ‘bovengemiddelde belangstelling voor religieus extremistisch geweld bij A.'. Dat was echter nog geen concreet bewijs dat hij aanslagen voorbereidde, concludeerden de Rotterdamse rechters.
Justitie had meer intenties op tafel moeten leggen voor een veroordeling. Samir A. had dicht tegen uitvoering van een aanslag aan moeten zitten. Hij had ook niet de juiste spullen in huis om aanslagen voor te bereiden, vond de rechtbank.
Aanklager Haverkate zei maandag tijdens de opsomming van de bewijzen die hij tegen Samir A. aanvoert, dat hij de overwegingen van de rechtbank voor de vrijspraak niet deelt en soms ook niet begrijpt. ‘Elke bladzijde van dit dossier ademt het woord bomaanslag', benadrukte hij.
Haverkate meent dat er wel degelijk voldoende bewijs is dat duidelijk maakt dat Samir A. de intentie had om aanslagen te plegen. Zo blijkt uit zijn zelfgemaakte plattegronden en schetsen voorzien van aantekeningen, dat hij specifieke doelen op de korrel had. Het ging dan onder meer om de Tweede Kamer, de kerncentrale in Borssele, Schiphol, het ministerie van Defensie en het gebouw van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
De aanklager wees er ook op dat bij de huiszoeking bij A. materialen zijn gevonden, waaruit duidelijk blijkt dat hij een explosief wilde maken. Dat een deel van dit materiaal ondeugdelijk bleek voor het maken van een bom doet niets aan zijn intenties voor een bomaanslag af, constateert Haverkate. ‘Ook is het mogelijk dat hij ergens anders wel deugdelijk materiaal had, waarvan het bestaan nog niet bekend is geworden.'
Eveneens had Samir A. spullen in zijn woning liggen, waaruit volgens Haverkate heel duidelijk blijkt dat de verdachte ‘een extremistische moslim is die er niet voor terugdeinst zijn denkbeelden door geweld te verwezenlijken'. ‘Dat blijkt onder andere uit de videobanden over de Jihad en onderdelen van wapens die bij hem zijn gevonden', meende de aanklager. ‘Ook heeft hij zelf aangegeven dat zijn kind onder het motto van de Jihad moet worden opgevoed.'
Het OM eiste voor de rechtbank nog zeven jaar gevangenisstraf. Samir kreeg drie maanden celstraf voor het verboden bezit van wapenonderdelen. Die straf trok Haverkate nu van de eis af. Hij eiste een jaar voor het medeplegen van de overval op de Edah in Rotterdam in april 2004 en vijf jaar en negen maanden cel voor het voorbereiden van aanslagen.
Haverkate wees ook op de onverbeterlijke instelling van Samir A. Hij duidde hiermee op het nieuwe onderzoek dat tegen de vermeende terrorist loopt.
Een antiterreureenheid hield A. op 14 oktober opnieuw aan. Dit keer met zes vermoedelijke handlangers. Justitie verdenkt hem nu van voorbereiding van moord op politici en voorbereiding van een bomaanslag op een overheidsgebouw, het hoofdkwartier van de AIVD. Twee verdachten zijn inmiddels weer op vrije voeten.
|