This item is available on the Militant Islam Monitor website, at http://www.militantislammonitor.org/article/id/366

Islamist Radical Concepts "Freedom of expression " Report on the Conference of Imams in Holland

Civilisation and it's Malcontents: Dutch government courses aim to teach Muslims how to live in society
January 4, 2005

Imam Saleh refused to shake Integration Minister Rita Verdonk's at free speech conference 'because she is a woman". Verdonk responded by saying;"I can see we will have a lot to talk about".

MIM: This is a report on the conference for Dutch Imams entitled 'Freedom of Speech in Holland' which was held in the conference center Cenakel in Soesterberg. The conference was sponsored by an organisation called 'Islam and Citzenship' and was intended as a response to the ritual murder of Theo van Gogh by a Dutch born Moroccan Muslim to teach them about the concept known as 'free speech'.The conference got off to a rocky start which was indicative of the disingenuousness and futility of the endeavor, when one of the Imams present refused to shake the hands of the Dutch minister for integration Rita Verdonck, who sardonically commented; 'I can see that we will have alot to talk about'. (see picture above).

Instead of holding Muslims to account for failure to integrate despite being more then a decade in Holland the conference was an exercise in political correct kamikaze response, which was aimed at trying to understand and accomodate (placate) the Morrocan Muslim community.

For their part the Imams, who spoke through Arabic interpretors. brazenly stated that they saw no need to integrate and expected Dutch society to learn more about, and take more steps to accommodate their religous and social needs. (!)They also used the conference as an opportunity to air their grievances against lack of acceptance in Holland and complain that they were the real victims who cannot help themselves because of the discrimination they claim to be facing.

The document is too long to translate in it's entirety, at this time so MIM will provide a synopsis of the relevant facts contained in the report pending a complete translation.

Report on the Conference of Imams ' Freedom of Speech in Holland'

Nov. 20, 2004 Conference Center Cenakel, Soesterberg

Translated by Beila Rabinowitz director MIM

In light of recent developments as a result of the murder of filmmaker and columnist Theo van Gogh , the foundation for Islam and Citizenship is organising a conference specifically for Moroccan Imams. The conference will take place under the leadership of Adelilah Ljamai , teacher of the faculty group of Phenomenology and Religion at the Theological Faculty at Tilburg.

During the conference we will discuss, among other topics, the constitutional laws of freedom of expression and religion, as well as the attacks against mosques and schools as well as expressions of racism against Muslim youth.(Note that no mention is made of the killing of Van Gogh and Muslim attacks on non Muslims and churches) .The increasing radicalisation of youth and formation of terror cells within the Moroccan community will also be among the subjects for discussion.

------------------------------------------------

VERSLAG

van de conferentie voor imams ‘Vrijheid van meningsuiting in Nederland'

20 november 2004, conferentiecentrum Cenakel, Soesterberg

In het licht van de recente maatschappelijke ontwikkelingen naar aanleiding van de moord op filmmaker en columnist Theo van Gogh, organiseerde de stichting Islam en Burgerschap in samenwerking met Kontakt der Kontinenten/conferentiecentrum Cenakel op 20 november 2004 te Soesterberg een conferentie voor m.n. Marokkaanse imams. De conferentie vond plaats onder leiding van dr. Abdelilah Ljamai, docent aan de Vakgroep Fenomenologie van de Godsdiensten aan de Theologische Faculteit Tilburg.

Tijdens de conferentie kwam onder meer de discussie omtrent de grondwettelijke vrijheden van meningsuiting en godsdienst aan de orde, evenals de aanslagen op islamitische instellingen zoals moskeeën en scholen alsmede uitingen van racisme jegens moslims. Tevens vormden de toegenomen radicalisering onder jongeren en de vorming van terreurcellen binnen de Marokkaanse gemeenschap onderwerp van gesprek.

De bijeenkomst werd geopend door de dagvoorzitter dr. Abdelilah Ljamai. Hij verwelkomde de deelnemende imams en benadrukte het belang van het thema van deze conferentie. Hij zei het te betreuren dat er binnen de imamorganisaties misverstanden waren gerezen over het al dan niet doorgaan van deze bijeenkomst, waardoor een aantal imams niet kwam opdagen.

Nadat dhr. Ljamai de bijeenkomst in zijn huidige context had geplaatst (de aanleiding, het doel, het programma, enz.), hield dr. B. van den Berg een inleiding over de geschiedenis van vrijheid van meningsuiting.

Na de inleiding kregen de imams de gelegenheid om te reageren en hun mening te geven ten aanzien van het thema van vrijheid van meningsuiting in het algemeen en de actuele spanningen meer in het bijzonder.

REACTIES

De eerste die het woord nam was de Tilburgse imam Ahmad Salaam: ‘Juist het geloof versterkt de moslims en gebiedt hen om niet zo emotioneel en impulsief te reageren. Aan dergelijke reacties liggen angst en agressie ten grondslag. Juist in tijden van spanningen dienen moslims kalm en tegelijkertijd standvastig te blijven. In dit verband dienen zij aan de Profeet een voorbeeld te nemen'.

Imam Salam maakte tevens onderscheid tussen de kernnormen van de islam, waar moslims volgens hem geen afstand van mogen nemen, en waarden en normen die zij delen met andersgelovigen.

Imam Ahmad El Ouazzani van de Marokkaanse moskee in Eindhoven stond stil bij de rol van de imams in het maatschappelijk debat. Hij verbaasde zich over een tegenstrijdigheid in het debat over de rol van de imam. Enerzijds wordt er gezegd dat een imam weinig invloed heeft op met name jongeren en anderzijds wordt hem een grote invloed op de gemeenschap toegeschreven en wordt hij aangesproken op zijn verantwoordelijkheid.

Wat El Ouazzani betreft, heeft de imam inderdaad een groot bereik en oefent hij wel degelijk invloed uit. Dat is een reden temeer om met de imam samen te werken. De imam is zowel verkondiger, leraar, opvoeder, geestelijk vader als woordvoerder van de islam. De imam kan al deze functies inzetten bij de begeleiding van individuele moslims en van de moslimgemeenschap.

De imam van de Marokkaanse moskee uit Roosendaal, imam Ch. Slimani, vestigde de aandacht op de islamitische richtlijn, die luidt dat een goede moslim zich staande moet houden bij ‘de eerste schok'. Aansluitend noemt hij, refererend aan de recente aanslagen op islamitische doelen en het intimideren van de moslims, de richtlijn dat een moslim kwaad niet mag vergelden.

Imam Slimani vat een voor moslims toepasselijke reactie op de aanwezige spanningen in drie kernpunten samen:

1. Wij moeten met z'n allen zorgen voor de veiligheid van dit land. In het bijzonder moeten de moslims zelf zorgen dat ze zich veilig voelen. Daar moeten imams vaker bij stilstaan in hun vrijdagse preken. Zij moeten de gemeenschap moed inspreken en gebieden om niet impulsief op de negatieve gebeurtenissen te reageren. Maar moslims mogen zich wel verzetten tegen wetten die onderdrukkend voor hen werken. Kalm blijven en niet impulsief reageren betekent overigens niet dat men het eigen geloof prijs moet geven.

2. De reacties van moslims moeten methodisch en bestudeerd zijn. Een strategie ten aanzien van de wijze waarop de moslimgemeenschap moet reageren had er in feite al moeten zijn. Slimani constateert dat moslims zelfs intern niet weten hoe te reageren wanneer er sprake is van verschillende of afwijkende theologische meningen, laat staan dat ze een passende reactie kunnen geven op ‘aanvallen' van buitenaf.

3. Oprechtheid dient voorop te staan. Moslims, in het bijzonder de imams, moeten opkomen voor hun geloofsopvattingen, maar moeten ook niet met een gespleten tong spreken. Bijvoorbeeld: wanneer zij naar buiten toe over respect voor de ander spreken, dan moet dat uit het hart komen en moet dezelfde boodschap ook binnen de gemeenschap verkondigd worden. Dat gebeurt nog niet altijd en niet door iedereen.

De reactie van de Haagse imam Fawaz Jneid was wat feller. Hij attendeerde de deelnemers eerst op de hoofdtaak van de imam, namelijk Da'wa, het verkondigen van het geloof. Ligt een oorzaak van de huidige spanningen niet juist in het feit dat het de islam niet wordt geaccepteerd door het Westen?

Jneid gaf enkele voorbeelden: de weerstand tegen hoofddoek, de weerstand tegen de wens van moslims om de seksen in werk en onderwijs te scheiden, het moslims de mogelijkheid ontnemen om op het werk het gebed te verrichten. Het gaat hierbij volgens de imam om islamitische richtlijnen die niet ter discussie mogen worden gesteld. De rol van de imam is om deze richtlijnen te verkondigen en te verdedigen. Volgens imam Jneid zoeken de moslims geen confrontatie met het Westen, tenzij men zelf de confrontatie zoekt door godslastering, beledigende uitspraken jegens de Profeet, enzovoorts.

Ook de Marokkaanse Tilburgse imam Abd Al Aziz Sebaii (?) begon zijn interventie met het benadrukken van de rol van de imam. De imam heeft als voorganger een voorbeeldfunctie. Hij vertolkt Gods woord, verkondigt het geloof en wijst de gelovigen op de religieuze richtlijnen. De manier waarop hij dat doet is echter tijd- en plaatsgebonden. Daarom moeten de imams in Nederland niet zo'n moeilijke taal als het Arabisch spreken, maar juist een voor iedereen begrijpelijke taal, en dat is het Nederlands. De imam moet verder altijd de middenweg zoeken bij zijn verkondiging en religieuze adviezen. Daarbij valt veel te leren van de biografie over de profeet Mohammed.


WORKSHOPS

Workshop 1: Preken

Allereerst wil een van de imams kwijt, dat de huidige imams in Nederland tegen extremisme zijn.

Onder extremisme verstaat hij ‘haat tegen het Westen', ‘oproepen tot jihad' en ‘afwijken van de middenweg der gematigdheid, waartoe de islam oproept'. Volgens de deelnemers aan de workshop is er een kleine minderheid aan imams, die extremisme predikt. Deze groep is echter te klein om effect te hebben op de grote groep.

Door het ontbreken van communicatie is er een kloof ontstaan tussen imams en moslimjongeren. De imams hebben weinig invloed op de jongeren. Veel jongeren halen hun informatie van het internet. Politieke conflicten in de wereld, zoals in Palestina en in Irak, spelen hierbij een rol. Ook beïnvloeden de media de emoties en gevoelens van de jongeren, zodat deze groep nog moeilijker te bereiken is.

Extremisme is niet specifiek voor de islam, maar ook voor andere godsdiensten. Extremisme zit in de mens, niet in de islam. Het extremisme moet dus bestreden worden en niet de islam.

Extremisme kan worden veroorzaakt door emotionele reacties op gebeurtenissen in het buitenland. Internationaal-politieke ontwikkelingen kunnen de aanleiding vormen voor haat tegen de Westerse wereld. Ook het niet accepteren en buitensluiten van moslims in het Westen kan leiden tot haat.

Dhr. Ljamai vult aan dat jongeren vaak moeten kiezen tussen twee culturen. Het verlies van de eigen identiteit, de islam van de ouders en externe factoren kunnen leiden tot een identiteitscrisis. Om de jongeren te kunnen bereiken is het van belang dat de imams de Nederlands taal leren, kennis opdoen van de Nederlandse cultuur en hun betrokkenheid tonen.

Workshop 2: Vrijheid van meningsuiting

Ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting is het algemene gevoel onder de deelnemers aan deze workshop dat op dit punt in Nederland soms met twee maten wordt gemeten. Er lijkt een tweedeling te ontstaan: wetten worden anders uitgelegd door de verschillende partijen en niet in gelijke mate toegepast ten aanzien van de diverse bevolkingsgroepen.

Een imam noemt als voorbeeld de affaires rond imam El Moumni en Theo van Gogh. Beiden zeiden wat ze dachten en uitten waarin ze geloofden. Toch werd er anders op ze gereageerd. El Moumni werd aangeklaagd, terwijl geen enkele islamitische instelling de uitspraken van Theo van Gogh heeft veroordeeld.

De deelnemers aan de workshop vragen zich af of het respect voor andere culturen en gebruiken wederzijds is. Men concludeert echter dat men niet pessimistisch hoeft te zijn. Imam El Moumni werd destijds immers vrijgesproken. Een van de deelnemers wijst erop dat in de tijd van de Profeet in een verdrag is vastgelegd, dat moslims zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om moslims te verdedigen. De vraag is echter wie of welke organisatie in Nederland zoiets regelt en die verdediging op zich neemt.

Enkele andere reacties van deelnemers: ‘Zolang moslims geen eenheid vormen en onderling verschillende ideeën hebben over algemene waarden en normen, dan kunnen zij niets betekenen tegen de Westerse wereld.'

‘In Nederland is het belangrijk dat je gebruik maakt van de media en de politiek. Voordat je in dialoog gaat, moet je je dus eerst verdiepen in de psychologie van Nederland, de Nederlandse cultuur en de wet- en regelgeving in Nederland.'

Workshop 3: Scheiding kerk en staat

De scheiding tussen kerk en staat vormt de basis voor de Nederlandse democratische rechtsstaat. Momenteel heeft religie nog steeds een groot effect op de samenleving. Imams willen graag het gesprek aangaan met jongeren, maar voelen zich hierin tekortschieten en beperkt. De autoriteiten zouden de imams hierin moeten ondersteunen.

Door de berichtgeving in de media zijn de imams langzamerhand verworden tot de Zwarte Piet van de samenleving. Zij worden bijvoorbeeld aangesproken op het gedrag en het handelen van probleemjongeren. De imams voelen zich daar echter niet verantwoordelijk voor. De echte probleemjongeren komen immers niet naar de moskee. De imams beschouwen zich in dit verband eerder als slachtoffer dan als dader. De imams proberen op een positieve manier een bijdrage te leveren. Echter, ondanks de tips en adviezen aan de ouders is er in veel islamitische gezinnen een kloof ontstaan, waardoor jongeren minder naar de moskee gaan.

De overheid (‘de Nederlandse staat') heeft niet iets van de imams gevraagd, waar de imams geen gehoor aan hebben gegeven. De overheid wil van alles van imams, maar geeft niet duidelijk aan wat deze verwachtingen zijn. De overheid moet preciezer definiëren wat zij van de imams wil.

Het is van eminent belang dat imams in staat worden gesteld om de Nederlandse taal te leren, bij voorkeur op intensieve wijze. Tevens is het voor imams van belang om meer te gaan samenwerken en de mogelijkheden aan te grijpen om hun stem te laten horen. Tot op heden is de organisatiegraad van met name de Marokkaanse imams laag.

Conclusies workshops:

  1. Nederland mag zich gelukkig prijzen met een hoge mate van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Bij de toepassing van de wet in dit verband dienen alle burgers, d.w.z. de leden van de diverse bevolkingsgroepen, in gelijke gevallen gelijk behandeld te worden.
  1. De arbeidsrechtelijke positie van imams dient te worden verbeterd, met het oog op de kwaliteit van de huidige en toekomstige generatie imams en de eisen die er aan hen gesteld worden.
  1. Imams moeten de Nederlandse taal en cultuur beter leren kennen. De overheid wordt in dit verband ter overweging gegeven om hen (intensieve taal-)cursussen aan te bieden. Voorwaarde hierbij is tevens dat de moskeebesturen de imams in staat stellen om deze cursussen te volgen.
  1. De overheid moet de mogelijkheid bieden tot dialoog en concreet aangeven wat men van de imams verwacht. De imams onderschrijven tevens het belang van interreligieuze dialoog en dialoog met verschillende instanties.
  1. Bij het verkondigen van het geloof dienen de imams een middenweg te bewandelen en open te staan voor niet-moslims.
  1. Wat betreft waarden en normen, is het van belang dat imams (en anderen) de nadruk leggen op de gezamenlijke waarden en normen. Daar waar de opvattingen van moslims en niet-moslims van elkaar verschillen, moeten de imams de dialoog aangaan.
  1. De media moeten worden aangespoord om objectief te zijn in hun berichtgeving over moslims. Tevens dienen moslims zich in te zetten om zelf een bijdrage te leveren in de media.
  1. De imams hier te lande zijn in Nederland woonachtig en moeten dus het gevoel hebben Nederlander te zijn.

De imams doen een oproep aan de moskeebesturen om te komen tot een aantal praktische daden: nota te nemen van de hierboven genoemde punten die betrekking hebben op de moskeebesturen, hun imam verzoeken om de conclusies van deze conferentie te gebruiken voor de vrijdagmiddagpreek en de inbedding van de moskee in de samenleving verbeteren door bijvoorbeeld een open moskeeëndag te organiseren voor de buurt en de buren.


TOESPRAKEN

ABDELILAH LJAMAI :

Dames en heren, beste imams.

U hebt vandaag intensief gedebatteerd over allerlei maatschappelijke aspecten die betrekking hebben op de vrijheid van meningsuiting in Nederland en de vraag was: ‘Hoe ga je om met de vrijheid van meningsuiting in het licht van de Nederlandse context?'. U bent tot bepaalde conclusies gekomen, waarbij u het belang benadrukt van wederzijds respect, wederzijdse waardering, bekwaamheid met betrekking tot kritische, reflectieve communicatie met de bronnen en met het vinden van antwoorden op levensbeschouwelijke vragen.

DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE, MW.DRS. M.C.F. VERDONK:

Eerst wil ik mijn dank uitspreken voor het feit dat u hier in zo'n grote getale naar toe bent gekomen om met elkaar te praten, over allerlei belangrijke onderwerpen. En ik wil de heer Ljamai bedanken voor het faciliteren en het initiëren van deze bijeenkomst, en ik wil ook de Stichting Islam en Burgerschap en Kontakt der Kontinenten bedanken voor de facilitering.

Het is natuurlijk een bijzondere bijeenkomst vandaag. Zoveel imams, samen, hier, om te spreken over politieke onderwerpen. Politieke onderwerpen als het integratieproces, de democratische rechtsstaat, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Dit alles krijgt nu natuurlijk een bijzondere betekenis door de situatie die is ontstaan na de afgrijselijke moord op Theo van Gogh. Deze moord keur ik ten zeerste af. Ik vind het vreselijk dat moskeeën en islamitische scholen nu doelwit zijn geweest van brandstichting en vernieling. Ook dit keur ik ten zeerste af. Dit is een grove schending van de vrijheden van moslims in dit land.

Toen ik op de Dam mijn rede uitsprak, heb ik gezegd dat er een eind moest komen aan de spiraal van haat en geweld. Daarmee bedoelde ik eigenlijk gewoon dat wat er in de afgelopen weken is gebeurd, dat ik dat niet wilde meemaken in ons land. Ondanks het verscherpte politietoezicht, waar ik met een aantal moslimorganisaties over heb gesproken en waar we goede afspraken over gemaakt hebben, hebben er toch heel vervelende en ook hele erge gebeurtenissen plaatsgevonden. Dit is onacceptabel, laat dat duidelijk zijn. In de eerste plaats voor u, als moslims, maar ook voor ons allen, omdat we praten met elkaar over onze rechtsstaat. En die rechtsstaat die wordt door dit soort gebeurtenissen natuurlijk ongelooflijk op de proef gesteld.

Ik zie ook een verandering optreden, een verschil in de houding van moslimorganisaties nu en in het verleden. Ik merk dat moslimorganisaties hun verantwoordelijkheid willen nemen. Ik merk dat er een dialoog tot stand komt met moslimorganisaties, die we volgens mij keihard nodig hebben. Wij moeten elkaar weten te vinden door met elkaar te praten, maar wij moeten elkaar ook durven aanspreken op ieders eigen verantwoordelijkheid.

Rol van de imam

Voor u, imams, zie ik daarbij een hele bijzondere rol weggelegd. U kunt een brugfunctie vervullen tussen de moslims die uw moskee bezoeken aan de ene kant en de bredere samenleving aan de andere kant. U kunt in contact treden met voorgangers van andere religieuze groeperingen in de samenleving. U kunt in uw preken oplossingen aanreiken voor de zorgen waar de mensen mee zitten. U kunt in uw gesprekken met moslims, vooral met jongeren en hun ouders, hen helpen om een weg te vinden in onze samenleving. Een manier te vinden zodat ouders en jongeren geholpen worden om hun plek in de samenleving te vinden. Om te integreren, want integreren is meedoen.

Nederlands

Maar laten we eerlijk zijn, hiervoor is het natuurlijk wel nodig, dat u de Nederlandse taal spreekt. Het delen van de taal geeft niet alleen de mogelijkheid om met elkaar te praten, het schept ook vertrouwen. Je leert elkaar kennen. En als u mij verstaat, en ik versta u, dan is dat het begin van een gezamenlijke band. En daarnaast, laat ik ook eerlijk zijn, is het moeilijk om mensen te helpen bij hun twijfels en onzekerheid als u zich niet grondig verdiept in de samenleving waar u deel van uitmaakt. Daarom is het ook zo belangrijk om kennis te hebben van de Nederlandse samenleving. Niet alleen van de televisie of uit boekjes, maar door daadwerkelijk op stap te gaan naar verschillende plekken, naar organisaties, naar mensen, allerlei mensen, jongere mensen, oudere mensen, om elkaar te leren kennen.

Imamopleiding

Het is om deze reden, dat mag u duidelijk zijn, dat ik een groot voorstander ben van de opleiding van imams in Nederland. Niemand kent de taal en de gewoonte van een land beter dan de mensen die erin zijn opgegroeid. Het zou heel goed zijn, als jonge moslims die in Nederland zijn geboren, zelf voorganger worden in de gemeenschap waarin ze zijn opgegroeid. En laat daarbij duidelijk zijn, dat ik mij als minister natuurlijk niet ga bemoeien met de inhoud van de opleiding. Dat hoort niet zo in Nederland. Daar gaan moslims zelf over. Daar gaat u zelf over. Wel ga ik kijken hoe ik initiatieven om tot zo'n opleiding te komen kan stimuleren en ondersteunen. Daartoe heb ik ook al overleg gevoerd met moslimorganisaties.

Inburgeringscursus

Wij hebben natuurlijk op dit moment de inburgeringscursus voor de nieuwkomers, voor de nieuwe imams die naar Nederland komen. Naar ik begrepen heb, heeft een aantal van u die ook gevolgd, en ik ben heel benieuwd naar uw ervaringen daarbij. Maar wat ik aan de moslimorganisaties heb aangeboden, is dat ik die cursussen ook wil organiseren voor de oudkomers, voor de imams die hier al in Nederland zijn. De moslimorganisaties hebben mij toegezegd om dat met hun achterban te gaan bespreken, zodat zij hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en er dus zorg voor kunnen dragen dat die imams ook naar de cursussen komen.

Dhr. A. Khairoun maakt aanstalten om een korte samenvatting van de speech van minister Verdonk in het Arabisch te geven.

Minister Verdonk herneemt het woord:

Dames en heren, veroorlooft u mij een hartenkreet. Ik ben hier minister van Integratie in Nederland. En wij moeten met elkaar zorgen voor twee dingen, hier in Nederland. En dat is ten eerste, dat we radicale elementen, van welke kant ze ook afkomstig zijn, isoleren en elimineren uit onze samenleving. En ten tweede moeten wij zorgen dat we met alle fatsoenlijke mensen in Nederland een vuist maken, en dat elkaar weten te vinden. En ik doe een oproep op u. Volgend jaar om deze tijd, kunnen we hier weer zitten, met elkaar. En ik stel mij voor, dat wij dan een dialoog hebben, in het Nederlands. Dank u. (applaus)

Dhr. Khairoun geeft een korte samenvatting in het Arabisch van de speech van de minister.

AHMED ABOUTALEB, WETHOUDER GEMEENTE AMSTERDAM:

Dames en heren, goedemiddag. Salaam alaikoem!

Ik heb geen speech, maar een aantal punten die ik zal proberen aan elkaar te verbinden en aan het eind van mijn verhaal heb ik een kleine oproep. En ik ben in de gelukkige positie, dat ik dat in twee talen kan doen. Dus, mevrouw de Minister, staat u mij toe, dat ik dat straks kan doen.

De gebeurtenissen van 2 november hebben, naar mijn smaak, de reeds bestaande spanningen in Nederland aan de oppervlakte gebracht. Het een en ander is zichtbaar geworden. Voor mij als Amsterdams bestuurder is het bijzonder opvallend om te zien dat repercussies naar aanleiding van de afschuwelijke moord, althans in zichtbare vorm, in Amsterdam niet te traceren zijn. Jazeker, er zijn spanningen in Amsterdam, maar er zijn geen moskeeën aangevallen, er zijn geen scholen aangevallen. Het is zo bijzonder rustig in Amsterdam, aan de oppervlakte. Dat getuigt van de volwassenheid van de Amsterdammers. Dat getuigt van de veerkracht van een stad die gewend is met diversiteit om te gaan. En het getuigt van een kracht van een stad, die kennelijk weet dat je met verschillen ook rijk kunt worden. Amsterdammers weten dat. Amsterdammers zijn geschokt, ze zijn af en toe heel erg van de kaart, maar ze laten zich niet van de wijs brengen. Hulde aan al die Amsterdammers!

Wij en zij

Het feit, dat we wel die spanningen met elkaar voelen, op dit moment, in heel het land—en ik moet u heel eerlijk zeggen, dat ik mij nooit zo rot heb gevoeld in dit land als in de afgelopen weken—brengt een extra noodzaak met zich mee om extra inspanningen te leveren, om het gat tussen ‘wij' en ‘zij' te dichten. Om extra inspanningen te leveren teneinde de ‘wij'-groep zo groot mogelijk te maken. De moord op Theo van Gogh, die afschuwelijke daad, mag nimmer betekenen dat in Amsterdam 120.000 moslims gaan behoren tot de ‘zij'-groep. Of dat in Nederland, een miljoen moslims gaan behoren tot de ‘zij'-groep. Ik ondersteun de opvatting van de minister van V&I, maar ook van de minister-president, dat alle moslims in Nederland, in onze ogen het liefst allemaal tot de ‘wij'-groep gaan behoren. Er is maar een plek, waar we het hek moeten plaatsen, dat is tussen de ‘wij allemaal' en de hopelijk kleine groep die ons kwaad wil doen. Die moeten we isoleren, en daar moeten we tegen strijden.

Maar laten we wel wezen, het eerste slachtoffer van de daad in Amsterdam is Van Gogh zelf. In de tweede lijn, zijn directe familie en vrienden. En wie hebben nu de grootste problemen in dit land? Dat zijn de moslims. Dus laten we ons realiseren, dat de moslimgemeenschap zelf, bij zichzelf te rade moet gaan, hoe we als moslims, als ik mezelf tot u mag rekenen, hiermee moeten omgaan de komende periode. Wij hebben hier gezamenlijk een les uit te trekken.

Dat de positie van de Islam in Nederland heeft een dreun opgelopen heeft alles te maken met het feit dat de moordenaar zich beroept op de Islam. In afwijking van eerdere standpunten van mij, vind ik dat u en ik hier wel ten stelligste afstand van moeten nemen, omdat de moordenaar meent in mijn naam en uw naam op te treden. Wij moeten tegen elkaar zeggen: ,,Nee, je doet het niet in mijn naam. Je hebt het niet gedaan in onze naam. Je hoort buiten het hek."

Moslims en anderen hebben een belangrijke taak om op te treden en om ervoor te zorgen dat alle liefde in stelling gebracht wordt om mensen met elkaar te binden. Want de discussie over hoe wij moeten optreden is nu aan de orde. Ik hoor te weinig discussie over hoe wij mensen moeten binden, want tenslotte moeten wij zowel de mensen in dit land met elkaar zien te binden als strijd leveren tegen extreme elementen.

Discussie in eigen kring

Wij moeten een volk van zestien miljoen vredelievende mensen in dit land zijn. Dat kan, in mijn ogen, door in de eerste plaats in uw eigen kring de discussie aan te gaan over gevoelige kwesties. Als u niet bereid bent in uw eigen kring de discussie aan te gaan over gevoelige kwesties, dan zullen anderen dat voor u doen. Met de bijbehorende kracht en kritiek. Daar moet u dan ook tegen kunnen. Het zou dan ook wijs zijn om de gevoelige kwesties eerst in eigen kring te bespreken en daar ook op een volwassen manier mee om te gaan. Was het niet zo, dat de kritiek onder de islamitische theologen al eeuwen gaande is, ook over hele nijpende kwesties? Waarom mag het nu niet meer? Kritiek hoort erbij, het liefst in eigen kring en tegen elkaar. Wanneer anderen kritiek hebben, wordt die altijd als vijandig beschouwd. We moeten ook leren om daar tegen te kunnen.

Grondwettelijke vrijheden

Vrijheid van religie is belangrijk, maar mag nimmer een vrijbrief vormen om gevoelens van haat en geweld aan te wakkeren. U, als imams, heeft daarin een belangrijke rol, om mensen die zich daaraan schuldig maken aan te spreken op hun gedrag. Als imams wegkijken en hen daarop niet aanspreken, dan heeft u daar een taak in. Maar vrijheid van meningsuiting mag ook nimmer een vrijbrief zijn om mensen te beledigen, om mensen te kleineren.

Ik ben een tijdje geleden in een artikel een vuile hypocriet genoemd. Als bestuurder kan ik heel goed de gevolgen van een kreet als ‘hypocriet' dragen. Dat mag je van me vinden. Maar vuil ben ik niet, ik ben geen riool noch een vuilniszak. Ik weiger dat dan ook te accepteren, en dat moeten we ook hardop tegen elkaar zeggen.

Vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief om mensen te beledigen, net zomin als de vrijheid van religie een vrijbrief is om op te roepen tot haat en geweld. Zeker, niet alle moslims zijn terroristen. Maar nogal wat mensen die zich schuldig maken aan terrorisme, noemen zichzelf wel moslim. En daar wringt de schoen. Dat kan niet onbesproken blijven. Daar heeft u ook een taak in, om daarop een adequaat antwoord te vinden. Om zover te komen is het wel van belang, dat ook u als imams—en ik onderken ook uw soms moeilijke positie—in staat wordt gesteld in eigen kring antwoord te geven op dit soort problemen. Ik weet dat u daarvoor binnen de moskeeën niet altijd de ruimte krijgt. Ik roep dan ook de moskeebesturen op om u daartoe in de gelegenheid te stellen, om u de tijd te geven om Nederlands te leren, om u in staat te stellen zich te vergewissen van de sociale en de maatschappelijke context waarin u nu opereert.

Een imamopleiding, mevrouw de Minister, kan daaraan van harte bijdragen en het zou fantastisch zijn, als uw inspanningen, samen met die van de minister van Onderwijs, ertoe kunnen leiden dat we spoedig zo'n instituut in Nederland hebben. Voor zover het nodig is, mevrouw de Minister, dragen wij vanuit Amsterdam, ook ons steentje aan bij.

Erbij horen

Het is van belang, dat moslims het gevoel krijgen deel uit te maken van de Nederlandse samenleving. Wat mij betreft is er ook in die grote kring ook plaats voor de orthodoxie. De Joodse orthodoxie maakt ook in Amsterdam, deel uit van die grote kring. Daar is ook helemaal niets mis mee. De grens wordt echter overschreden als mensen in hun geloof aanleiding vinden om moorden te plegen. Daar begint het probleem, en die mensen moeten we buiten het hek plaatsen.

Tegelijkertijd hoort bij het gevoel van erbij horen, ook actief optreden tegen discriminatie. Op de arbeidsmarkt en in het onderwijs komen wij het allemaal tegen. Het is hard optreden tegen radicale elementen, maar ook evenzeer hard optreden tegen de uitsluitingsmechanismen die zich in Nederland voor doen. Het is een wederzijds proces. Als niet beide gebeurt, hebben we veel te verliezen met elkaar.

Ik sluit mijn verhaal dan ook met een korte oproep. Ik doe dat eerst in het Arabisch, en daarna doe ik dat in het Nederlands. (Citaat in het Arabisch.)

Ik hoop en ik roep alle moslims op om vast te houden aan de hoogste, menselijke waarden. In woorden en in daden. De hoogste waarde van vergevingsgezindheid, van dialoog en overleg. En dat zij invulling geven aan het zijn van ‘het volk van het midden'. Niet het volk van extremen, noch het volk van confrontatie. De hoogste menselijke waarde die van hen ambassadeurs maakt van het goede. Ambassadeurs die oproepen tot een veilige samenleving, hier of elders.

MOHAMED SINI, VOORZITTER VAN DE STICHTING ISLAM EN BURGERSCHAP

Aan de wijze woorden, uitgesproken door de Minister en de Wethouder van Amsterdam, heb ik weinig toe te voegen. Wat ik zou willen benadrukken, is dat wij zo snel mogelijk moeten zien een eind te maken aan de situatie waarin wij op dit moment verkeren. En dat is dat moslims, en iedereen die een donkerder huidskleur heeft, verantwoordelijk worden gesteld voor de moord op Theo van Gogh. Verantwoordelijk worden gesteld voor terrorisme en extremisme. Dit is een probleem van de hele samenleving. Wij moeten zo snel mogelijk zien terug te keren tot een gevoel van verbondenheid in deze samenleving.

Dat ontslaat ons, als moslims, echter niet van onze plicht ook bij ons zelf te rade te gaan. Wij kunnen, misschien eerder dan wie dan ook, extremisme in onze gemeenschap signaleren. Als we dat doen, moeten we de burgemeester en de autoriteiten daarvan op de hoogte stellen. Wat we ook moeten zien te doen, is de voedingsbodem die leidt tot extremisme zien weg te nemen. Als wij jongeren zien radicaliseren, dan moeten wij daarvoor onze verantwoordelijkheid nemen en ze naar het midden van de samenleving zien te trekken.

Dan, wat mij betreft, een oproep, die ik van harte ondersteun, zoals door de heer Aboutaleb gedaan. Laten we ons van onze beschaafde kant laten zien in deze samenleving. Ook moslims zijn, net als iedereen, uit op een vredige samenleving. Ze willen met iedereen optrekken, maar we moeten dat wel met elkaar doen. Vooral denk ik dat de maand december ook in het teken zal moeten staan van het slaan van bruggen naar anderen, van openheid, en ik roep u dan ook op om de moskeeën open te stellen en iedereen uit te nodigen uit de buurt waarin de moskee is gevestigd. Om met elkaar het gesprek aan te gaan, met elkaar in discussie te treden. Want als men elkaar niet kent, dan ontstaat dit soort wantrouwen. Onbekend maakt onbemind.

Wat wij, denk ik, met elkaar moeten constateren is dat wij als samenleving niet in staat zijn om het hoofd te bieden aan dergelijke crisissen. Er hoeft maar een gek op te staan en een aanslag te plegen of een bekende Nederlander om te leggen, en we hebben, denk ik, dezelfde problemen zoals wij die afgelopen weken hebben gezien.

IBRAHIM SPALBURG, DIRECTEUR VAN SPIOR TE ROTTERDAM

Mevrouw de Minister, geachte aanwezigen, ik groet u met de islamitische vredesgroet, die Salaam, vrede, inhoudt. De Islam was eigenlijk een boodschap van God aan de mensheid die opriep tot vrede en tot welzijn. Als we teruggaan in de geschiedenis van de Islam, dan kunnen we constateren dat eigenlijk de boodschap erop gericht was om de samenleving te verbeteren, om de zwakkeren te beschermen, om exploitatie en uitbuiting van mensen tegen te gaan. Dat was het eerste bericht, de eerste boodschap in de periode van de moslimgemeenschap in Mekka, bij het ontstaan van de Islam. Als we nu zien, hoe ver we zijn afgeweken van de eerste boodschap, als we nu zien wat voor excessen er plaatsvinden in de naam van de Islam, dan zouden wij ons als moslim persoonlijk dat moeten aantrekken, en daartegen moeten gaan strijden, want dat druist in tegen de oorspronkelijke bedoeling.

Misschien dat ik iets moet vertellen over de organisatie die ik vertegenwoordig, de Stichting Platform Islamitische Organisatie Rijnmond. SPIOR is sinds vijftien jaar in Rotterdam gevestigd en is erop gericht de emancipatie en de participatie van de moslimgemeenschap te bevorderen. We vertegenwoordigen circa tweeënveertig organisaties, waaronder eenentwintig moskeeën. Jammer genoeg zie ik geen enkele imam uit het Rotterdamse vandaag aanwezig hier. We hebben ze wel opgeroepen, maar misschien is de reden van hun afwezigheid dat we dit weekend zijn begonnen met het openstellen van een aantal moskeeën. We zijn ermee begonnen de buurtbewoners de moskeeën te laten bezoeken en met hun in gesprek te gaan. Dat hebben we natuurlijk al eerder gedaan, maar nu doen we dat met een extra aansporing. Daarnaast zijn er natuurlijk een heleboel andere zaken, die we moeten oppikken, waaronder ook de deskundigheidsbevordering van de moskeebesturen waar de imams in dienst zijn. Ook hen mis ik hier vandaag, overigens. Vaak zijn de imams niet in staat om datgene te verwoorden, wat ze wellicht zouden willen verwoorden, omdat ze daartoe de ruimte niet krijgen van bestuurders, hun werkgever. Als er een vervolg komt op deze bijeenkomst, dan acht ik het van groot belang, dat ook de bestuurders van de moskeeën daarvoor worden uitgenodigd.

Wat was onze opstelling na het bericht dat we vernamen uit Amsterdam? We hebben eigenlijk meteen actie ondernomen en kenbaar gemaakt dat datgene wat de moordenaar had gedreven niet overeenstemt met onze visie op de Islam. En dat we ons er heel erg voor schaamden, dat we daar als moslims mee in verband werden gebracht. Het is absoluut niet islamitisch wat er gebeurd is, en het mag ook nooit meer gebeuren. Daar willen wij ons sterk voor maken, en daar voelen we ons verantwoordelijk voor. We zullen dat weliswaar samen moeten doen. Als toch wel vrij zwak te noemen groep in de Nederlandse samenleving zijn we natuurlijk niet in staat om hiertegen met succes actie te kunnen voeren. Ik denk dat we dat in samenwerking met de overheid ook moeten doen, met de lokale overheid, zoals in Amsterdam. Dat hebben we ook gedaan, en we hebben eigenlijk direct al contacten gelegd met de burgemeester, en we hebben gezamenlijk een plan van aanpak tot uitvoering gebracht. En, ‘al hamdulilla', gelukkig is het zo gegaan. Tot nu toe is de situatie, op een paar incidenten na, vrij rustig is verlopen in Rotterdam. We hebben samen met de lokale autoriteiten een gezamenlijk actieplan kunnen opstellen en tot nu toe gelukkig alles in redelijke banen kunnen leiden.

Ik moet wel opmerken, dat er op grote schaal gevoelens van ressentiment leven bij moslims, en dat is ook iets waar, denk ik, aandacht aan zou moeten worden besteed. Dat heeft te maken met het feit dat de moslimgemeenschap zich op dit moment bedreigd en angstig voelt en ook dat er een atmosfeer is gecreëerd waarin alle moslims verantwoordelijk worden geacht voor die afschuwelijke daad. We hebben er met alle aangesloten organisaties uitgebreid over gesproken. We hebben ook gezamenlijk een verklaring opgesteld, die op onze internetsite te lezen is.

Goed fatsoen

Een belangrijk punt in die verklaring is echter ook dat moslims er eigenlijk om vragen dat er een regulering komt van wat je wel en niet kunt zeggen. Ik ben zelf uit Suriname afkomstig, ik ben geboren als Nederlander, zevenenvijftig jaar geleden, ik ben op mijn tiende naar Nederland gekomen. Ik ken nog wel de regels van ‘goed fatsoen.' Misschien ben ik ouderwets of conservatief, maar wellicht is het toch wel belangrijk om dat begrip weer eens te introduceren in onze samenleving. Bepaalde dingen zeg je niet, uit ‘goed fatsoen.' Ik zou het persoonlijk nooit in mijn hoofd halen om de Thora of de Bijbel of een ander heilig boek op een niet zo prettige manier in beeld te brengen. Ik denk dat ‘Hoe ver kun je gaan?' en ‘Waar trek je de lijn?' punten zijn die toch ook wel besproken moet worden in de Nederlandse samenleving. Wellicht dat het oer-Hollandse begrip ‘goed fatsoen' weer geïntroduceerd zou kunnen worden.

Dames en heren, ik hoop dat deze bijeenkomst vandaag toch het een en ander heeft opgeleverd. Ik ben bij het laatste deel van de besprekingen geweest, eigenlijk de rapportages van de imams, en er zijn— weliswaar in het Arabisch, maar toch—een aantal punten daar genoteerd op het bord. Daar zijn hele goede dingen bij die wij volledig onderschrijven. En tot besluit hoop ik dat we verder gaan met dit soort gesprekken, dit soort conferenties. Wij zullen ook van onze kant, in het Rotterdamse, proberen om dit soort bijeenkomsten te organiseren. Voor de moslims onder elkaar, maar ook samen met de rest van de samenleving. Ik dank u voor uw aandacht en ik ben, nogmaals, dank verschuldigd aan de organisatoren, dat zij mij hebben uitgenodigd om hier het woord tot u te mogen richten.

WICO BUNSKOEK, DIRECTEUR KONTAKT DER KONTINENTEN/CONFERENTIECENTRUM CENAKEL

Hoewel we bijna aan het einde van deze dag zijn gekomen wil ik u toch ook namens Kontakt der Kontinenten graag nog even graag van harte welkom heten. Wij stellen het erg op prijs, dat de stichting Islam en Burgerschap ons heeft verzocht om mee te werken aan de organisatie van deze belangrijke conferentie. Ook wij maken ons zorgen over de maatschappelijke onrust die de afgelopen weken in ons land in snel tempo is toegenomen.

Wij verzorgen hier, zoals al genoemd, sinds twee jaar de specifieke inburgeringscursussen voor geestelijke bedienaren, waar met name imams leren over allerlei facetten van de Nederlandse samenleving, haar gewoontes en haar instellingen. Tijdens die cursussen worden thema's behandeld zoals gezondheidszorg, welzijn en religie. En komen er vragen aan de orde als: "Wat kan, mag, en moet er in Nederland? Wie wonen er in Nederland? Hoe ziet de multiculturele samenleving eruit?"

Met name de interreligieuze dialoog is, in dat verband, een belangrijk onderdeel van die cursussen, waarvan ook wij wel eens gezegd hebben, dat ze eigenlijk gegeven zouden moeten worden aan de moskeebesturen. Die zijn als werkgevers van de imams in feite ook een belangrijke partij en ook zij zouden naar mijn smaak betrokken moeten worden bij deze cursussen.

Affectieve kanalen

In het kader van interreligieuze ontmoeting en dialoog, vinden er hier onder andere gesprekken plaats met de paters van de SVD, dat is de congregatie die het Kontakt der Kontinenten ooit heeft opgericht. Een van de betrokken paters zei altijd: ,,Wil je met mensen in gesprek komen, dan moet je eerst een affectief kanaal graven." Nou, ik denk dat vandaag er een begin is gemaakt met het graven van affectieve kanalen. Menselijke contacten, gesprekken, die zijn belangrijk. Wij moeten vooral met elkaar vooral blijven praten. En aan die dialoog willen wij vanuit het KdK graag bijdragen.

Ik wil even, voorafgaand aan de persconferentie, van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken voor de organisatie en hun inzet daarbij. Dat zijn natuurlijk met name de heren Mohamed Sini en Abdelilah Ljamai, die hebben de conferentie helemaal opgezet. Maar ook de mensen die de conferentie hebben ondersteund, achter de schermen, zal ik maar zeggen, wil ik graag buitengewoon hartelijk danken voor hun inzet. Er is in de afgelopen dagen in weinig tijd zeer veel werk verzet. Dat bedanken doe ik zo, met een bloemetje, en vervolgens geef ik het woord aan de heer Yassin Hartog van stichting Islam en Burgerschap, die de persconferentie zal voorzitten.


PERSCONFERENTIE

Martin Sommer (De Volkskrant): Ik heb een vraag voor de Minister. Er is sprake geweest van een Nederlandse of een Nederlandstalige imamopleiding, ook meneer Aboutaleb sprak daarover, ik geloof dat we daar inmiddels al 10, zoniet 15 jaar, over spreken. En mijn vraag is vrij eenvoudig, het antwoord waarschijnlijk niet: ‘Waarom is die opleiding er nog steeds niet?'

Minister Verdonk: Nee, het antwoord van mijn kant is van, dat ik dat ook niet begrijp. We zijn nu heel druk bezig om wel te zorgen dat die er komt. De geluiden uit de samenleving zijn natuurlijk heel eenduidig dat er gewoon een Nederlandse imamopleiding moet komen. Jongeren die hier in Nederland zijn opgegroeid, die Nederlands spreken, die weten hoe de samenleving in elkaar zit, die moeten ook in Nederland een opleiding tot imam kunnen volgen. Dus wij zijn daar keihard mee bezig. Er zijn al een aantal initiatieven, je merkt dat de moslimorganisaties ook een actievere rol gaan vervullen. Dus ik voorzie, dat wij daar binnen nu en enkele maanden grote stappen in kunnen gaan nemen.

Martin Sommer (De Volkskrant): Hoe ver bent u organisatorisch? Wat zijn de stappen, die u al gezet heeft?

Minister Verdonk: In een gesprek met de moslimorganisaties is heel duidelijk uitgesproken dat zij daar ook voorstander van zijn. Zij zijn op dit moment aan het kijken of er niet een, zoals dat in Nederland gaat, pilot zouden kunnen beginnen. Dus ergens gewoon beginnen met het opstarten van een imamopleiding. We weten natuurlijk dat er in Rotterdam een universiteit zit, we weten dat er in Leiden initiatieven zijn en ik heb net van de heer Aboutaleb het aanbod gekregen om ook te kijken naar Amsterdam in dit verband. Dus er zijn nu concrete punten waar we met elkaar over praten.

Yoram Stein (Dagblad Trouw): Ik heb een vraag aan de Minister, namelijk: ‘De vorige vraag ging over een Nederlandstalige imamopleiding. Maar als je kijkt naar het probleem van de radicalisering onder moslims, dan is dat niet louter een kwestie van taal. Wat voor andere ideeën heeft de Minister om die radicalisering onder moslimsjongeren tegen te gaan?'

Minister Verdonk: U, en ook trouwens de vorige spreker, spreken over een Nederlandstalige imamopleiding. Dat is natuurlijk niet de goede term. Het gaat om een Nederlandse imamopleiding en daar spreekt ook al meteen uit dat om iets breders hoort te gaan dan alleen de Nederlandse taal. Het gaat ook om kennis omtrent de samenleving, dat men duidelijk weet wat de waarden en de normen in onze samenleving zijn. Het gaat er ook om, dat men weet hoe posities hier in de Nederlandse samenleving zijn: de positie van jongeren, vrouwen, homo's. Dat soort zaken dienen ook in die imamopleiding aan de orde te komen. Dat is in ieder geval, laat ik dat even heel duidelijk zeggen, iets wat ik wil motiveren en stimuleren. U weet, ik ga niet over de inhoud van de opleiding, maar dit zal ik in ieder geval op deze manier stimuleren.

Bij wat we verder doen op dit terrein komt natuurlijk meer kijken dan dat jongeren Nederlands spreken. Het gaat ook om meedoen in de samenleving. Als je echt meedoet, dan ben je ook geïntegreerd. En de jongeman waar we het eerder over hadden, de moordenaar van Van Gogh, die was dus duidelijk tot een bepaald niveau geïntegreerd, maar daarna is hij met z'n rug naar de samenleving toe gaan staan. Wat mij betreft is dat niet de situatie van meedoen, wat mij betreft is dat niet de situatie van geïntegreerd zijn. Wat heel belangrijk is, is dat we natuurlijk ook kijken of we kansen kunnen scheppen voor die jongeren. We gaan heel druk bezig om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daar zijn we al mee bezig, maar daar zullen we in 2005 alleen nog maar meer op gaan inzetten.

Wat ook heel belangrijk is, is dat de commissie Pavem, de commissie die participatie van vrouwen van etnische minderheden in de samenleving stimuleert, voor extra taalcursussen voor vrouwen zorgt en zo probeert om vrouwen uit hun huis te halen. Want die vrouwen, dat zijn toch heel vaak de moeders van de kinderen.


Ahmed Aboutaleb: Mag ik daar iets aan toevoegen? Ik sprak net in mijn korte betoog ook over het groot maken van de kring van mensen die het allemaal goed met ons willen. De vraag is of je ooit kunt uitsluiten dat iemand helemaal doorslaat en flipt. Het zou bizar zijn als u dat van de Minister of van lokale besturen kunt verlangen. Dat is helaas niet altijd mogelijk. Maar wat je kunt doen is beleidsmatig proberen de kans daarop te verkleinen. En inderdaad speelt daarbij het gevoel van de mensen een rol. Horen ze erbij of horen zij er niet bij? Naast het keihard optreden tegen een ieder met ons kwaad wil, hoort onmiskenbaar de andere kant ook. Het vergroten van het gevoel dat je deel uitmaakt van die samenleving. Wij merken overal in het land, ook in het Amsterdamse, dat in zijn algemeenheid allochtone jongeren, maar zeker Marokkaanse jongeren, het niet makkelijk hebben. Ronduit gediscrimineerd worden bij het zoeken naar een baan, dat is proefondervindelijk vastgesteld. Uitgesloten worden in het uitgaansleven en op allerlei andere manieren tegenwerkingen ondervinden.

U wenst, ik heb daar geen enkele twijfel over, dat ook deze Minister daar heel hard tegen optreedt. Want discriminatie is verboden.

In de communicatie over wat je nou allemaal moet doen, hebben we het er niet zo vaak over, omdat het bestrijden van het kwaad momenteel prioriteit heeft. Maar onmiskenbaar is de andere kant ook waar. Dat mensen echt het gevoel moeten hebben dat ze in die grote groep zich net zo kunnen bewegen als alle anderen. Hierdoor verklein je de kans op het gevoel hebben van ‘ik doe niet mee'. Maar uitsluiten dat iemand doorslaat en flipt, dat kan niemand garanderen, helaas.

Minister Verdonk heeft andere verplichtingen en neemt afscheid.

Abdelilah Ljamai over de uitkomsten van de middag: Vandaag hebben de imams ook over radicalisering gedebatteerd. Wat zou het begrip radicalisering volgens een imam kunnen betekenen? Heeft dat te maken met het islamitisch fundamentalisme of islamitisch terrorisme of islamitisch extremisme? Ik heb erop gewezen dat religieus fundamentalisme in alle godsdiensten voorkomt: in het Jodendom, het Christendom en de Islam. Radicalisering en het islamitisch fundamentalisme worden gekenmerkt door allerlei karakteristieken, waaronder ander oppositionalisme, dat wil zeggen: verzet tegen de moderniteit, anti-individualisme en ook selectiviteit. Het gaat om een oppositionele reactie tegen de moderniteit, tegen het moderneringsproces. Uit het gesprek met de imams blijkt duidelijk dat radicalisering een verschijnsel is dat in alle godsdiensten voor kan komen.

Het gaat om echter om de wijze waarop een imam met radicalisering kan omgaan. Wat betreft het tegengaan van radicalisering is afgesproken dat de imams in hun preken rekening houden met thema's als wederzijdse respect en het bevorderen van participatie van de leden van de moslimgemeenschap in alle sectoren van de samenleving. En ook: rekening houden met de waarden en normen van de samenleving. Openheid nastreven door bijvoorbeeld een open dag voor de moskee te organiseren, en dergelijke.

Tevens is de gelijke toepassing van de wet aan de orde gekomen. De imams willen op een gelijkwaardige manier behandeld worden, met name ten aanzien van artikel 1 en artikel 137 lid 1 van het Wetboek Strafrecht. Gelijke behandeling en het handhaven van het non-discriminatie beginsel, daar gaat het de imams om. Dat speelde ook een rol bij de discussie tussen minister Donner en minister Verdonk.

Daarnaast is gewezen op het belang van de verbetering van de arbeidsrechtelijke positie van de imams. Dat is ook duidelijk onder de aandacht van de Minister gebracht. Daarnaast is ook de maatschappelijk oriëntatie van de imam op de Nederlandse cultuur besproken, het rekening houden met Nederlandse waarden en normen, de wijze waarop imams met diverse instellingen kunnen omgaan, enzovoorts.

Tevens is aandacht besteed aan het belang van interreligieuze dialoog. Het ging er hierbij om hoe interreligieuze dialoog in samenwerking met allerlei religieuze en levensbeschouwelijke instellingen zich verhoudt tot het uitdragen van de boodschap van de Islam. De boodschap van de Islam moet gekenmerkt worden door eerlijkheid. Imams moeten openstaan voor de samenleving, en duidelijk maken aan niet-moslims dat zij vriendelijk ten opzichte van hen staan en dat zij voor het integratieproces van moslims zijn en niet tegen integratie.

Ook is gewezen op het belang van samenwerking op het gebied van waarden en normen, maatschappelijke activering en de actievere rol die er voor de moslims is weggelegd, met name wat betreft de media. Imams kunnen moskeegangers aanspreken op hun verantwoordelijkheidsgevoel, met name wat betreft de invulling van hun burgerschap. Als moslims het gevoel hebben van: ‘Ik ben een burger', dat verschilt van: ‘Ik ben een Marokkaan'. Het is zaak moslims aan te spreken als burgers, als Nederlanders. Als laatste werd gewezen op het belang van het uitten van wederzijdse waardering en wederzijds respect.

Vragensteller: Hoeveel van de imams die hebben meegedaan aan de conferentie vandaag, hebben hier de inburgeringscursus gedaan? En hoeveel van de imams die vandaag hier hebben meegedaan, spreken Nederlands?

Abdelilah Ljamai: In de afgelopen twee jaar heeft een groep van in totaal ongeveer vierentwintig imams de inburgeringscursus gevolgd. Een stuk van zes of zeven imams van hen zijn hier aanwezig.

Helaas zijn er nog maar weinig imams die goed Nederlands spreken. Een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal zie ik als een belemmerende factor. Daar maak ik mij zorgen over. Wij moeten rekening houden met de Nederlandse taal in de Nederlandse cultuur.

Ibrahim Spalburg: Over het belang van de Nederlandse taal wordt heel veel gesproken. Ik ken ook wel imams, zeker in Rotterdam, die gepoogd hebben Nederlands te leren. Soms zitten ze nog steeds op Nederlandse taalcursussen. Maar de intensiviteit, de wijze waarop het cursusprogramma Nederlands wordt aangeboden, is niet toereikend. Men heeft het gevoel dat men niet veel leert. Waar iedereen eigenlijk om staat te springen, en de imams voorop, is een hele goede, zeer frequente, intensieve opleiding Nederlands. Daar moet behoorlijk wat in geïnvesteerd worden, wil het resultaat opleveren.

Daarnaast wil ik graag iets opmerken over het openen van de moskeedeuren voor de Nederlandse samenleving en het uitnodigend naar buiten toe treden. Als ik hier wat Rotterdam betreft op inga, constateer ik dat dat al op grote schaal wordt gedaan. In het begin, en dan praat ik over tien jaar geleden, kwamen er heel veel Nederlandse bezoekers naar de moskeeën toe. Op een gegeven moment ontstond er een impasse. Ik denk, dat dat verband hield met negatieve berichtgeving uit het buitenland over de Islam. Veel minder mensen kwamen, veel minder mensen toonden belangstelling voor de moskee. En nu, naar aanleiding van de recente gebeurtenissen, zie ik weer dat veel Nederlandse buurtbewoners wel degelijk interesse aan de dag leggen. Morgen begint in Rotterdam een cyclus van Open Dagen, die duurt tot komend weekend. Dat wordt gecombineerd met De Dag van de Dialoog, die plaatsvindt op 27 november. Daarna moeten we even evalueren, kijken hoe het verlopen is, en bezien waar het aan schortte als dingen niet goed zijn gegaan.

Maar hoe dan ook: het moet van twee kanten komen. En er zijn op dit terrein natuurlijk allerlei ontwikkelingen gaande in Rotterdam. Op termijn komt daar een islamdebat en de voorbereidingen daartoe worden nu getroffen.

Mohamed Sini: Ik zal het heel kort houden. Ik ben blij met deze stap, maar het moge duidelijk zijn dat deze conferentie wat mij betreft slechts een eerste stap is. Met deze bijeenkomst hebben we niet alle Marokkaanse imams weten te bereiken. Daarnaast denk ik dat het goed is om vooral ook met de Joodse en Christelijke voorlieden te gaan praten. Om op die manier van hen te leren hoe Christenen en Joden proberen hun godsdienst in het reine, zeg maar, te laten komen, met de moderne samenleving. Daar kunnen moslims heel veel van leren en ik denk dat het ook goed is, om die bruggen ook met elkaar te slaan. Dat moeten we niet alleen landelijk doen, maar vooral ook in de grote steden, waaronder Amsterdam.

Ahmed Aboutaleb: In het rijtje wat dr. Ljamai net heeft opgesomd, mis ik een punt dat voor mij cruciaal is. De moslimgemeenschap in Nederland staat op z'n achterste benen, als mensen van buiten de islamitische gemeenschap kritiek hebben op onderdelen van hun religie. En of dat nou de positie van de vrouw is, of dat nou de omgang met andere religies, etc.: het zijn gevoelige thema's. Ik heb in mijn verhaal vanmiddag gezegd dat, omdat de moslims die discussie in eigen kring niet voeren er ruimte ontstaat, waardoor anderen, van buiten, erop inschieten. En dat gebeurt keihard. Met veel kracht. En dat komt als pijnlijk over en de moslims ervaren het als vijandig.

Het zou de imams in Nederland sieren, en zeker de imamvereniging, om in cycli aandacht te besteden aan pijnlijke, gevoelige kwesties binnen de Islam. En middels de mate waarin dat gebeurt geef je ook een signaal af dat je datgene doet wat ook anderen vroeger in de Islam hebben gedaan, namelijk op het scherpst van de snede het debat aangaan over moeilijke kwesties en daarbij geen lange tenen te kweken.

Als anderen daarbij met je willen meekijken over je schouder, nou geweldig. Het hoort bij het emancipatieproces van de moslims in de Nederlandse samenleving. Daarbij past het niet om een heleboel van die pijnlijke punten die je met elkaar te bediscussiëren hebt, niet te bediscussiëren. Tegelijkertijd draagt het niet bij aan een klimaat van verbroedering als een imam oproept tot haat en ik hem hoor zeggen: "Tussen christenen moet je het liefst niet wonen." Ik zeg nadrukkelijk niet dat alle imams dat zeggen. Deze imam is zeker echt een uitzondering. Maar ik heb dat gehoord op een bandopname die een omroep had gemaakt en die is uitgezonden op de televisie. Er zijn helaas heel veel moslims in Nederland die de Islam alleen maar kennen van horen zeggen, omdat ze zelf niet kunnen lezen. Daar gaan we ook gemakshalve aan voorbij. Die mensen prikken zo'n uitspraak zo maar in hun hoofd en nemen dat maar gemakshalve aan als waarheid.

De imam heeft daarom dus ook een immense verantwoordelijkheid, om heel erg alert te zijn op wat hij zegt. Veel moslims zijn auditief ingesteld en hebben zelf vanwege hun gebrekkige opleiding geen toegang tot de geschriften en zijn daardoor heel erg gemakkelijk beïnvloedbaar. Je kan dus wat mij betreft niet gemakkelijk voorbij gaan aan die prominente rol van de imam, want die staat op het spreekgestoelte en is belangrijk. Dat mag je niet negeren en daarom hamer ik heel erg op dat belang. Wees bewust van de effecten van je preek als je zegt: "Tussen christenen moet je het liefst niet wonen." Want wat is het effect daarvan voor mensen die een imam beschouwen als een gids door het leven. Daar moet je erg mee oppassen. Dus met andere woorden, ik denk dat het erg belangrijk is, dat imams wel degelijk heel erg beseffen wat hun woorden teweeg kunnen brengen.

In dit verband speelt het debat dat er binnen de eigen kring gevoerd moet worden een belangrijke rol. Ik heb wel eens vaker de Marokkaanse uitdrukking gebruikt: ‘Er is geen beter middel om je huid te krabben dan je eigen nagel'. Als Mohamed Sini me zou vragen om zijn rug te krabben, dan zou ik het vast verkeerd doen. Maar als ik mijn eigen rug zou krabben, dan doe ik het precies op de juiste plek. Nou, dat is het effect wat ik graag zou willen bereiken. Dat moslims dat doen. En als ze dat niet doen, dan gaan anderen hun rug krabben en dat is altijd verkeerd.

Salah Sidali (psychiater): Ik ben betrokken bij de inburgeringcursus voor de imams en geef in dat kader een dag cursus aan de imams. Ik heb hier inmiddels een aantal cursusdagen meegemaakt en geloof me maar, Ahmed, die zijn echt ongelofelijk confronterend. Ik heb met hen gesproken over homoseksualiteit, de positie van de vrouw, ontmaagding, verslavingen, en dat gaat er echt keihard aan toe. Je zegt tegen ze: "Kijk naar jezelf." En je ziet inderdaad dat er discussies ontstaan tussen imams. Maar we doen het toch keihard.

Ahmed Aboutaleb: Ja, maar het liefst hoor ik dat ook op het spreekgestoelte, voor een gehoor van duizenden mensen in de moskee.

Salah Sidali (psychiater): Dat is wat we ze ook meegeven.

Jamal Hajai (stichting Sunai, Den Haag): Mijn eerste vraag is gericht aan de heren Sini en Aboutaleb en ik wou deze vraag ook stellen aan de Minister, maar ze is helaas al weg. We hebben het steeds over integratie. Dat is zo'n vaag begrip. We weten niet precies wat integratie inhoudt. En vaak krijgen we ook geen antwoord, dus ik spreek nu gewoon die twee heren aan die naar mijn inzien, redelijk geïntegreerd zijn: Wat houdt nou precies integratie in en wat wordt er dan van de moslims verwacht?

Mijn tweede vraag sluit aan op de eerste. Meneer Aboutaleb, u had het erover dat we bepaalde zaken van de islam in eigen kring moeten gaan bespreken. Gelooft u daadwerkelijk dat er echt dingen zijn in de islam of die in de Koran vermeld staan die niet meer kunnen in onze tijd en die wij moeten gaan overwegen? Dat waren mijn vragen.

Ahmed Aboutaleb: Eerst de vraag over integratie. Integreren is wat mij betreft heel simpel, ik heb er gelukkig heel lang over mogen nadenken, dus voor mij is het antwoord ook heel simpel: meedoen binnen de kaders van de rechtstaat. Niet meer, en ook niet minder. Meedoen binnen de kaders van de rechtstaat.

Uw tweede vraag. Als er binnen de islam niets te bediscussiëren zou zijn, dan hadden we de Al-Azhar universiteit allang kunnen opheffen, want dan wisten we alles al. Daar in Cairo wordt dagelijks immens gediscussieerd over allerlei kwesties binnen de islam. Er zijn boekwerken volgeschreven over de verschillen van mening tussen theologen, over twee worden ‘El mes' en ‘El lemmes'. Woorden, complete boeken zijn er over geschreven.

Voor moslims in Europa zijn er ingrijpende dingen aan de orde, die in een overwegend islamitisch land misschien niet aan de orde zijn. Wat moet ik doen met een hypotheek als ik rente moet betalen? Wat moet ik doen met de leerplicht, die ook voor de vrouwen geldt in deze wereld? En u en ik weten inderdaad dat op een hoger academisch niveau daar geen discussie over mogelijk is. Maar zolang er een Marokkaanse man in de deuropening staat die tegen de leerplichtambtenaar zegt:,,Mijn dochter mag niet naar school want het mag niet van de islam," dan hebben we een probleem, dan hebben we een praktisch probleem. Daar moet je over kunnen discussiëren. Wat moet je doen met mensen die in de horeca werken en voortdurend geconfronteerd worden met drank en varkensvlees: serveren of niet serveren? Dit zijn vragen uit het dagelijkse leven waar moslims in Nederland mee worden geconfronteerd. Met andere woorden: thema's die in het overwegend islamitisch deel van de wereld geen discussiepunt zijn, zijn hier wel een discussiepunt. Wat moet je daarmee in een Nederlandse samenleving, waar een niet-islamitische meerderheid dicteert wat de rechtskader is. Dat is wat ik bedoel met het bediscussiëren van gevoelige thema's die voor de moslims in een islamitisch land niet aan de orde zijn en hier wel. En daar ben je nooit over uitgepraat.

Mohamed Sini: Ik ben het helemaal eens met wethouder Aboutaleb. Verder zou ik iets willen toevoegen met betrekking tot de betekenis van integratie. Integratie betekent voor mij dat iedereen zijn best of haar best moet doen om een zelfstandig bestaan hier op te bouwen, de wet te respecteren en met anderen op te trekken. Maar integratie betekent ook dat de samenleving de ruimte geeft aan nieuwkomers, aan migranten, aan mensen die niet hier geboren en niet hier getogen zijn. Daar schort het op dit moment aan en we moeten er echt alles aan doen om het tij te keren. Want dat is ook integratie: dat we elkaar respecteren, ondanks de verschillen in godsdienst of huidskleur. Verder moeten wij, denk ik, gewoon deze weg vervolgen, met elkaar dingen bespreken die de samenleving ons aanrekent. Als je dat doet, en ik ben het volkomen eens met de heer Aboutaleb, dan doen anderen dat niet voor je.

Verder moeten we een beetje een dikke huid zien op te bouwen, want ook dat is de realiteit in dit land. Hoe je het ook wendt of keert, je zult te maken krijgen met kritiek. Die doet soms pijn tot in je ziel. Dan moet je gewoon in jezelf geloven, dan moet je trots zijn op je geloof, op je afkomst. En als iemand anders dat wil kraken, dan moet hij dat maar doen.

Yassin Hartog: Nou dat lijkt me geen slechte afsluiting. Ik denk dat het een bijzondere dag is geweest. We hebben met een vijftigtal imams een goede discussie gevoerd. Wat Islam en Burgerschap betreft is dit het begin en hoop ik dat er een vervolg op zal komen. Niet alleen met imams van Marokkaanse afkomst, maar misschien ook nog breder, met imams van andere etnische groepen. Ik wil Mohamed Sini, Ahmed Aboutaleb, Ibrahim Spalburg, Abdelilah Ljamai en imam Khairoun hartelijk danken en u allen een goede reis naar huis toewensen. Goedemiddag.

http://www.islamenburgerschap.nl/Verslag%20imamconferentie.doc


--------------------------------------------------

zaterdag 18 december 2004 .

Opkomst radicale islam lang miskend

Van onze verslaggeefster Janny Groen
http://www.volkskrant.nl/binnenland/1103351420487.html


AMSTERDAM - Al voor 11-9-2001 hoopten de signalen zich op dat jonge moslims radicaliseerden. Maar er werd niets mee gedaan. De toenmalige BVD zocht een nieuwe vijand, heette het.

Na de moord op Theo van Gogh heeft het ministerie van Justitie diverse onderzoeksbureaus benaderd voor een spoedopdracht. De regering wil snel laten onderzoeken hoe groot het draagvlak is in de moslimgemeenschap voor de radicale islam.

Haast is geboden, want de radicalisering onder moslimjongeren voltrekt zich kennelijk snel. Dat beseffen ook minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie en vertegenwoordigers van een aantal moslimorganisaties, zoals het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).

Deze groepen gaven een week na de moord gezamenlijk de verklaring uit dat ze 'alles in het werk zullen stellen om de dreigende polarisatie tussen moslims en andere Nederlanders te voorkomen'. De islamitische organisaties kondigden aan moslims te zullen wijzen op de gevaren van radicalisme.

Verdonk zegde 'een breed plan van aanpak' toe, dat ze medio februari naar de Kamer zal sturen.

Robuuste verklaringen, maar ze komen rijkelijk laat. Radicalisering van moslimjongeren is immers geen nieuw fenomeen. De BVD (voorloper van de AIVD) wees al eind jaren negentig op het gevaar van radicalisering van Nederlandse jongeren en hun rekrutering voor de jihad. Die boodschap werd destijds collectief genegeerd. De algemene reactie was dat de geheime dienst, na het einde van de Koude Oorlog, amechtig op zoek was naar nieuwe vijanden.

Toch waren er ook andere aanwijzingen dat Nederlandse moslimjongeren gevoelig waren voor de boodschap van moslimextremisten. Radicale jongeren klopten bijvoorbeeld, al ver voor de aanslagen van 11 september 2001, bij de Syrische imam Fawaz Jneid aan van de omstreden Haagse As Soennah-moskee. Ze vertelden sjeik Fawaz, zo bekende deze begin december in een vraaggesprek met de Volkskrant, dat ze wilden strijden aan de zijde van hun onderdrukte moslimbroeders in Afghanistan en Tsjetsjenië.

Jongerenwerker Romboud Meines, die werkte met Mohammed B., vertelde op 9 november bij Barend en Van Dorp een soortgelijk verhaal. Meines was eind jaren negentig bij een radicale jongere geroepen, die klaar was voor de jihad en die hij daarna nooit meer in Amsterdam-West had gezien .

Die incidenten konden nog worden gebagatelliseerd. Maar na 11 september stapelden de signalen zich op. De AIVD waarschuwde in mei 2002 (in haar jaarverslag) opnieuw voor radicalisering en bracht in december van dat jaar het rapport Recrutering voor de jihad in Nederland: van incident naar trend uit. AIVD-directeur Van Hulst riep de moslimgemeenschap op tot weerbaarheid tegen extremisme.

Daarop kwam het Marokkaans-Nederlands Interactieteam Jeugd (MNIT Jeugd) in actie. In juni 2002 belegden verontruste sleutelfiguren uit de Marokkaanse gemeenschap een 'reflectiebijeenkomst'. Een maand later stuurde het MNIT brandbrieven naar de toenmalige minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid Van Boxtel en staatssecretaris van Justitie Kalsbeek. De radicaliseringstendensen in de Marokkaanse gemeenschap zijn 'zeer schadelijk' voor de Nederlandse samenleving, met inbegrip van Marokkaanse jongeren, schreven ze.

Ze analyseerden dat de Marokkaanse gemeenschap zelf te zwak is om op eigen kracht voldoende weerstand te bieden aan de strategisch opererende extremisten. In de brief werd aangedrongen op hulp bij het opzetten van een bewustwordings- en vormingsprogramma gericht op moslimjongeren, op vergroting van de professionaliteit van Marokkaanse zelforganisaties en het tegengaan van uitsluiting.

Er volgde, in de zomer van 2002, een expertmeeting tussen Marokkaanse sleutelfiguren en de AIVD. Gesproken werd over de opzet van een soort monitoringssysteem met islamitische 'oren en ogen' in wijken en op scholen. Maar daarna bleef het van overheidswege stil. Gericht beleid bleef uit.

Dat ergerde Sadik Harchaoui, destijds voorzitter van het MNIT en nu directeur van het multicultureel instituut Forum. Samen met Frank Buijs, die is verbonden aan het onderzoeksbureau IMES en het islamisme in West-Europa onderzoekt, schreef hij voorjaar 2003 een alarmerend artikel over radicalisering voor Proces, tijdschrift voor berechting en reclassering. Harchaoui en Buijs concludeerden dat rekrutering 'een symptoom is van sluipende innesteling van gewelddadige radicaal-islamitische stromingen in Nederland'. Die verontrustende conclusie, stelden de auteurs, 'vindt opvallend genoeg geen weerklank in de politiek'. Er is wel oog voor de strijd tegen het terrorisme, maar niet voor het indammen van radicalisering.

Van Boxtel herinnert zich de brandbrief van het MNIT Jeugd, een interventieteam dat door hemzelf is geïnstalleerd. Hij zegt dat hij zich tijdens het laatste jaar van zijn ministerschap serieus zorgen maakte over de radicalisering. 'Na 11 september bezocht ik, samen met premier Kok, een moskee in Amsterdam. Ik trof daar lieden die een ongelooflijk harde taal uitsloegen.'

Het gevoel van urgentie ontstond toen twee Eindhovense jongens, volgens de AIVD gerekruteerd voor de jihad, in januari 2002 dood werden aangetroffen in Kashmir. Van Boxtel: 'Ik besefte toen pas echt dat er iets moest gebeuren en riep het MNIT in het leven. Dat interventieteam kwam in juli 2002 met een eerste reactie, vlak voor mijn aftreden. Daarna zat ik er niet meer bij.'

De politiek, zowel Balkenende I als II, reageerde traag. In maart 2004, na de aanslagen op de metro in Madrid, vroeg het CMO aandacht van minister Verdonk voor het radicaliseringsprobleem. Het CMO wilde dringend praten over extremisme, maar de brief werd niet beantwoord. Van Boxtel: 'Er zijn dure jaren verloren gegaan.'

Ella Kalsbeek (PvdA) zegt de brandbrief van het MNIT nooit zelf onder ogen te hebben gehad. 'De brief is op 12 juli 2002 gedateerd, de paraaf van 22 juli was niet van mij. Ik was toen met vakantie.'

Toch heeft ook haar fractie de afgelopen twee jaar nooit op gericht antiradicaliseringsbeleid aangedrongen. Pas in de eerste week van december, een maand na de moord op Van Gogh, zat de PvdA met de AIVD om de tafel. Kalsbeek: 'Aanvankelijk was het beeld dat vooral slecht geïntegreerde jongeren ontvankelijk zijn voor de jihad. Maar het zijn juist hoogopgeleide, goed geïntegreerde jongeren. Van de AIVD wilden we weten waarop we moeten letten.'

http://www.volkskrant.nl/binnenland/1105146919610.html

This item is available on the Militant Islam Monitor website, at http://www.militantislammonitor.org/article/id/366